Deze maanden lukt het me maar lastig om uit mijn bubbel te komen. Mijn hondenbubbel wel te verstaan. Sinds 24 december woont er een hondje bij me in huis. En die bepaalde, zeker de eerste maanden, mijn volledige ritme. Om de twee uur stond ik met het beestje buiten. Gelukkig houdt ze enorm van slapen, zodat ik – mentaal voorbereid op gebroken nachten – mijn nachten keurig in bed door kan brengen. Iedere dag zie ik haar ontwikkelen en iedere dag denk ik minstens drie keer: ‘waarom worden ze niet geleverd met touchscreen, zodat ik nu af kan lezen wat ze precies wil, in plaats het via trail and error proberen uit te vinden.’ Een pup is in die zin net een baby, al gaan de fases wel vele malen sneller en is alles ook echt minder intens.
Met de komst van mijn hond ben ik hier in de buurt mijn eigen identiteit volledig verloren, terwijl ik tegelijkertijd een hele nieuwe kring van bekenden opgebouwd heb. Mensen kennen mijn hond en mijn hond houdt van mensen. Een goede combinatie. Het voelt soms wat als ‘honden-pastoraat’, de praatjes die je hebt met willekeurige vreemden die, terwijl ze op hun hurken bij je hond zitten, hun hele levensverhaal vertellen. Of die als vertellend even met je oplopen, terwijl je verwoede pogingen aan het doen bent om lijn, hond en mens niet met elkaar te verwarren en die bij een volgende afslag zeggen: ‘dat was fijn, doeg!’
Of mensen waarvan ik weet dat ze gek op het beestje zijn, maar ook gek van eenzaamheid. Bij hen kijk ik altijd of ze bij het raam zitten, naar me zwaaien, uit hun stoel opstaan en naar de deur lopen. Hen laat ik uitgebreid knuffelen met haar. En dan geniet ik van de lach op hun gezicht en van het weten dat het harige monster weer iemand wat licht en lucht gegeven heeft. Dat een hond dat effect had, dat had ik niet helemaal voorzien, maar het is zo. En dan vergeef ik haar maar weer dat ze een half uur daarvoor minutenlang tegen de lucht aan het blaffen was of haar tanden in mijn broek of stoelpoot zette.
Het klinkt alsof ik alleen nog maar in een hondenbubbel zit, maar als ik erover nadenk stap ik door de hondenbubbel juist veel gemakkelijker in andere bubbels. In die van mensen die ik anders niet zo tegenkom of misschien niet zo zie staan. In een wereld die zich afspeelt achter de voordeuren van de mensen in mijn buurt.
Een aantal weken geleden verzorgde ik in een parochie een avond over het katholiek sociaal denken. Een van de aanwezigen vroeg zich af hoeveel zin het nu eigenlijk had als we alleen maar van die kleine dingen doen, zoals elkaar groeten, aandacht geven aan de verkoper van de straatkrant bij de Jumbo en dit soort praatjes maken tijdens het uitlaten van je hond. Daarmee verandert de wereld toch niet? Mijn antwoord, ik schreef het op deze plek al vaker, wanneer iedereen dit soort kleine dingen doet, dan wordt de wereld echt beter. En nee, ik zeg niet: ‘neem een hond’, maar ik zeg wel, neem een voorbeeld aan een hond. Althans aan zo’n hond als die van mij. Of je nu in je nette pak of in wat onfris ruikende kleding loopt. Of je vrolijk bent of juist verdrietig. Of je arm bent of rijk, jong of oud, man, vrouw of iets er tussenin, het maakt haar allemaal niet uit. Mensen zijn gewoon leuk en leveren een dikke kwispel op: Hallo! Ik zie jou, zie je mij ook?