Al weken houdt kerkbezoek de nationale gemoederen bezig. Dat is niet vanwege een gebrek aan bezoekers, maar wegens een teveel aan bezoekers: teveel in het licht van de coronamaatregelen die gelden voor bijeenkomsten in groepen. Het begon met berichten over de Hersteld Hervormde Kerk in Staphorst die in de tijd dat als algemene regel voor groepsgrootten 30 personen gold, een dienst hield waarbij zo’n 600 mensen aanwezig waren. Volgens de berichten werd er ook gezongen; een activiteit die verspreiding van het coronavirus sterk vergemakkelijkt. De maatschappelijke verontwaardiging was groot: kerken die zich niets van de regels aantrekken, terwijl andere organisaties en vele bedrijven en instellingen aan rigoureuze beperkingen gebonden waren met veelal grote economische gevolgen en op straffe van aanzienlijke boetes.
Meteen na ‘Staphorst’ volgde hernieuwd overleg tussen de overheid en de gezamenlijke kerken. Daarbij werd als richtlijn overeengekomen dat ook kerken zich aan de 30-bezoekersnorm zouden houden. Vanwege de grondwettelijke bescherming van godsdienstvrijheid was de overeenstemming tussen overheid en kerkenkoepel niet juridisch bindend. Wel had zij een belangrijke signaalwaarde: beperk het aantal bezoekers.
De actie van de Staphorster kerk werkte dus contraproductief, ook al verklaarde zij wel de 1,5 meter afstand in acht genomen te hebben. Nadat de richtlijn van 100 personen die in het voorjaar was overeengekomen met de landelijke versoepelingen in de zomer was vervallen en nadat er met de aanscherpingen van na de zomer geen nieuwe richtlijn werd afgesproken, leidde de ophef over ‘Staphorst’ tot afspraken over een maximum van 30 personen. Dat veel kerken daarmee vervolgens ongelukkig waren, was te begrijpen. Grotere kerkgebouwen – waaronder die in Staphorst – kunnen wel duizenden mensen herbergen – meer dan theaters en bioscopen – en daarvoor kan zelfs met strenge maatregelen voor méér dan 30 personen veilig onderdak worden geboden. Hoe dan ook, het is niet verwonderlijk dat de weken erna met argusogen naar kerken werd gekeken: hoeveel mensen laten zij toe? Wordt er gezongen?
In de reactie op het uitbundige kerkbezoek kunnen wij grofweg twee richtingen onderscheiden. De ene staat pal voor de vrijheid van de kerken, benadrukt het belang van samenkomst voor de leden en wijst erop dat zij zélf moeten kunnen uitmaken hoe zij hun diensten vormgeven. De andere verwerpt die bijzondere positie van kerken, spreekt er schande van dat zij zich niet conformeren aan de regels die voor een ieder gelden, en ziet die regels dan ook voor kerken het liefst wettelijk verplicht. Hoe moeten wij dit nu zien? Getuigt de eerste opstelling van wereldvreemdheid en het ten onrechte claimen van privileges? Getuigt de tweede opstelling van vijandigheid jegens kerken en een afgunstige obsessie met gelijkheidsdwang?
Naar mijn overtuiging zijn geen van die twee benaderingen erg aantrekkelijk. Bovendien komen de respectievelijke visies ook niet dichter bij elkaar. Hoe dan wel tegen deze kwestie aan te kijken? Het uitgangspunt dat ook de Grondwet erkent dat kerken een eigen positie hebben, is niet voor niets. Een zekere afstand tussen overheid en kerken is in het wederzijds belang. De vrijheid die daaruit voor kerken resulteert, brengt wél verantwoordelijkheden met zich mee. De verantwoordelijkheid tot wijs en verstandig handelen, zowel naar de eigen leden als naar de samenleving toe. Noblesse oblige.
Dan gaat het om te beginnen om de verantwoordelijkheid voor de gezondheid van de eigen leden. Hoe groot het belang van samenkomsten ook is, dat rechtvaardigt niet het willens en wetens nemen van onverantwoorde risico’s. Er zijn bovendien voldoende alternatieven voorhanden. In een tijd dat velen zich grote offers moeten laten getroosten door de strenge maatregelen, misstaat een zekere bescheidenheid en maatschappelijke empathie niet. Had dat in alle gevallen moeten leiden tot een aantal van niet meer dan 30 bezoekers? Iedereen zal kunnen begrijpen dat dat niet in alle gevallen nodig is. Hoeveel dan wel in een groot gebouw? Dat is een kwestie van aanvoelen en inschatten. Gelukkig gebeurt dat laatste ook volop.
Vrijheid hebben, maar er niet naar hartenlust gebruik van maken: dat is de paradox van vrijheid. Niet alleen voor kerken speelt dit. Ook Koning Willem-Alexander heeft dit moeten ervaren. Het leidde tot het spoorslags terugkeren uit zijn vakantieoord. Ook Tocqueville, de grote denker over moderne democratie, vatte vrijheid niet op als de vrijheid alles te doen wat niet verboden was. Hij vatte vrijheid in een democratie op als deugd: de vrijheid om het goede te doen.
Sophie van Bijsterveld is hoogleraar Religie, Recht en Samenleving aan de Radboud Universiteit en oud-lid van de Eerste Kamer.