Sommige plaatsen ademen een traditie van katholicisme. Wij lichten een lokaal katholiek verhaal uit en kozen in deze paastijd voor het Twentse Ootmarsum. Hoe acht jonge mannen gehuld in overjas en deukhoed ieder jaar het Paasfeest voor de inwoners van Ootmarsum organiseren.
Ootmarsum is een kleine stad vlakbij de Duitse grens, even ten noorden van de stad Enschede. Een authentieke stad die afwijkt in de Twentse regio, waar bijna alle steden haar karakter hebben verworven door de opkomst van de textielindustrie. Ootmarsum bleef haar middeleeuwse karakter houden en vormt nog altijd de woonplaats voor een hechte rooms-katholieke gemeenschap. Het stadje, gelegen in het glooiende Twentse land, straalt een bepaalde rust uit op haar bezoekers. En bezoekers krijgt Ootmarsum genoeg, temeer omdat het zich graag profileert als de Kunststad van het Oosten. Het heeft een aantrekkingskracht op de vele kunstenaar die in deze katholieke enclave hun intrek vonden. Ootmarsum is ook een bijzondere paastraditie rijk, een die de bezoeker van de stad niet direct zal begrijpen, de paastraditie van de poaskearls (“Paaskerels”).
Traditie
Er zijn bronnen die al rond 1840 melding maken van ‘vleugelende poaskearls.’ Acht jonge mannen die arm in arm met een lange stoet van mannelijke inwoners door het stadje rond bewegen tijdens de Paasdagen. Wellicht is de paastraditie van het stadje zelfs al Middeleeuws, zeker weten doet niemand dat omdat de exacte rituelen en haar oorsprong nooit zijn vastgelegd. De traditie schrijft namelijk voor dat zij enkel mondeling doorverteld mag worden aan de nieuwe poaskearls.
Acht jonge mannen organiseren van Goede Vrijdag tot en met Tweede Paasdag een katholiek folkloristisch feest voor hun stad. Er zijn slechts drie criteria waar een jongen aan moet voldoen om poaskearl te kunnen worden: rooms-katholiek, ongehuwd en inwoner van Ootmarsum zijn. Elk van hen is voor een periode van vier jaar aangesteld om poaskearl te zijn. Gedurende die periode mag de jongeman niet huwen. Ieder jaar maken de twee langst dienende jonge mannen plaats voor twee nieuwe gezichten. Zo wordt deze paastraditie al zeker twee eeuwen in stand gehouden.
Voorbereiding
De voorbereidingen voor het Paasfeest in de stad worden georganiseerd door de poaskearls, die opvallen door hun bijzondere klederdracht van een lange beige overjas, donkere broek en een hoge deukhoed. Zij lopen vaak en geheimzinnig door de straten gedurende de Vastentijd, voor de inwoners van de stad het teken dat het Paasfeest nadert. Verschillende taken hebben zij in die periode te vervullen zoals het regelen van de vergunningen en de medewerking van eigenaren van cafés en landgoederen, het prepareren van het paasvuur en de selectie van de twee nieuwe poaskearls voor de komende vier jaar.
De Paasviering
De Paasfestiviteiten van Ootmarsum beginnen met het voorstellen van de twee nieuwe poaskearls aan de inwoners van de stad op Goede Vrijdag. Een half uur voor de avondviering in de kerk verschijnen zij dan voor de hoofdingang van de Simon en Judaskerk. Daar wacht hen een stoet van nieuwsgierige inwoners die uitgelopen zijn om kennis te maken met de nieuwe gezichten. Niet veel later worden zij vergezeld door de zes overige poaskearls om gezamenlijk met de inwoners de Goede Vrijdagviering bij te wonen in de kerk.
Op Paaszaterdag komen de poaskearls in alle vroegte net buiten de stad bijeen om het naaldhout voor het paasvuur in de paasweide te verzamelen. Op drie paaswagens wordt het hout opgestapeld. ’s Middags tegen één uur vertrekken de paaswagens voor een ronde met het naaldhout door de stad naar de paasweide. Onderwijl heeft de stadsomroeper de komst van de poaskearls aangekondigd en voegen de inwoners van de stad zich bij een steeds groter wordende stoet achter de paaswagens aan. Herhaaldelijk worden er twee paasliederen ten gehore gebracht, bij veel tussenliggende cafés wordt gestopt om bier te nuttigen.
Op Eerste Paasdag trekken de poaskearls bij zonsopgang naar de paasweide om een inspectie van het opgestapelde hout voor het paasvuur uit te voeren. Vervolgens bewegen zij zich achter een aangewezen voorzanger aan om een aantal maal een rondgang te maken langs de Wheme, het parochiale gebied in het stadscentrum. Ook deze uiting trekt veel inwoners van de stad waarna men gezamenlijk naar de kerk gaat voor de Hoogmis van het Paasfeest. Na de middagvespers begint het zogenaamde vlöggeln door de stad, een bijzonder ritueel.
De oudste poaskearl alleen krijgt volgens de traditie een brandende grote sigaar aangereikt en loopt voorop in de stoet. De overige poaskearls geven hem en vervolgens elkaar een hand. Alle mannelijke inwoners van Ootmarsum geven achter de laatste poaskearl aan elkaar de hand. Op die manier vormt zich een lange stoet door de stad heen. Over de breedte van de straten loopt men gearmd en in rustige pas van links naar rechts, het vlöggeln, terwijl men onderwijl de twee paasliederen van Ootmarsum ten gehore brengt. Dit vlöggeln eindigt na diverse rondgangen door de stad op de Markt met hoerageroep. Na opnieuw veel festiviteiten met bier verzamelt de stoet zich om half negen in de paasweide. Daar steken de twee oudste poaskearls met de nog altijd brandende sigaar het paasvuur aan. Het aansteken van paasvuren is een volksgebruik, bekend in meerdere steden in het oosten van Nederland. Het brandende paasvuur staat voor het licht van Pasen en als teken van de verrijzenis van de Zoon van God.
Het programma van Tweede Paasdag is grotendeels een herhaling van de festiviteiten van de voorgaande dag. De Hoogmis wordt opnieuw bezocht door de inwoners waarna zij door de stad vlöggelen. Daarmee komt aan het Paasfeest in Ootmarsum een einde.
Uitgebreider over deze paastraditie van Poaskearls in Ootmarsum lezen doet u via deze link naar het verhaal van Bert van Zantwijk.