De Grondwet als ‘Stolperstein’

De Grondwet als ‘Stolperstein’

Onze samenleving staat onder druk. Ik lees het telkens weer. De zorg staat onder druk. De huishoudpotjes van velen staan onder druk. De woningmarkt staat onder druk. Het onderwijs staat onder druk. Ter Apel bezwijkt onder de druk, daardoor leef ik in een land waarin de UNHCR en het Rode Kruis in moeten grijpen. Om me diep voor te schamen. 

Veel mensen leven in onzekerheid en hebben het gevoel geen toekomstperspectief te hebben, misschien hebben we dit collectief onderschat. Hebben we signalen gemist. Het is vanuit hun gezichtspunt gezien niet raar dat een deel van deze mensen het heil zoekt bij mensen die wel duidelijkheid en perspectief lijken te bieden. Onzekerheid doet dat met mensen. Ik zie deze beweging als een opdracht aan ons als organisaties in het katholieke/christelijke maatschappelijk middenveld. En aan ons als mensen die werkzaam zijn binnen of zich op een andere manier verbonden hebben aan deze organisaties. Wij moeten geluid gaan maken. Het is tijd om uit de kast te komen en het goede werk niet meer te veel in stilte te doen. Om ons licht onder de korenmaat vandaan te halen. Kansfonds geeft ons daar een voorbeeld. Zij slaan op de trom, met hun projecten rondom de bestrijding van dak- en thuisloosheid en armoede. Henriëtte Hulsebosch, directeur van Kansfonds, kreeg zelfs de titel van meest invloedrijke professional in de filantropie. Het is tijd om onze solidariteit met de mensen aan de randen van onze samenleving handen en voeten te geven.

Solidariteit brengt me bij een van de kaders voor het goede samenleven hier in Nederland: onze Grondwet. Ik denk aan de grondrechten, met, in het kader van de solidariteit, de sociale grondrechten zoals de bestaanszekerheid, het milieu en de volksgezondheid. Die staan in het eerste hoofdstuk samen met de klassieke grondrechten, zoals het gelijkheidsbeginsel, de vrijheid van meningsuiting, het kiesrecht, de persvrijheid, de vrijheid van vereniging, de godsdienstvrijheid en de vrijheid van onderwijs. De Grondwet regelt, kort samengevat, onze rechtstaat en beschermt de democratie. In mijn ogen mag de Grondwet dan ook nooit worden gezien als een struikelblok. Als je erover struikelt dan alsjeblieft zoals je soms even blijft hangen achter een ‘Stolperstein’. Zo’n gouden steen die voor de laatste vrijwillig gekozen woningen ligt van joodse mensen die in de Tweede Wereldoorlog gedeporteerd zijn en vermoord. Een steen om je eraan te herinneren dat dit nooit meer mag gebeuren. De Grondwet als ‘Stolperstein’. Ja, dat zie ik wel zitten. Een ‘Stolperstein’ om je eraan te herinneren dat er grenzen zijn in wat je als overheid kan en mag doen of laten. De Grondwet biedt het kader en het fundament voor onze samenleving en kan wat mij betreft dus nooit een struikelblok in de Nederlandse betekenis van het woord zijn. 

Zou het wat voor ons allemaal zijn om in 2024 de steen in de vijver te gooien en een tegengeluid te laten horen? Niet als ‘ik ben tegen…’, maar als ‘ik ben vóór…’. Ik ben voor solidariteit. Voor een samenleving waarin iedereen zich thuis kan voelen. Voor een samenleving die een menswaardig leven biedt voor iedereen die hier verblijft, op welke titel dan ook. Ik ben voor gelijkwaardigheid. En ik ben voor een maatschappij die zich bewust is van de klimatologische uitdagingen waar we voor staan en daar ook naar handelt.  En ja, dat kost wat en niet alleen moeite. Het betekent ook dat we het collectief en persoonlijk misschien met wat minder moeten doen, zeker als we het niet over ‘gewone’ solidariteit, maar over christelijke solidariteit hebben. Richard Steenvoorde zei het op het afgelopen ATT-symposium scherp: ‘Christelijke solidariteit gaat verder dan het delen van je overvloed, christelijke solidariteit betekent dat je ook bereid bent te geven van wat je eigenlijk zelf nodig hebt.’ Durven we dat te gaan doen?

Carlien Geelkerken