Dubbelinterview

Eunice van Zomeren (1968) en Frans Bossink (1960)

Waar liggen je wortels en welke rol speelde het geloof in je opvoeding?

Frans:

Ik werk als geestelijk verzorger in een ziekenhuis in Haarlem en Hoofddorp.  Lang geleden was ik wel eens bij inspiratie-bijeenkomsten van Reliëf, dus daar hebben Eunice en ik zeker raakvlakken. Ik ben geboren in 1960 in Den Haag en heb theologie gestudeerd. Ik zit hier als voorzitter van het Werkverband van Katholieke Homo-Pastores dat sinds kort aangesloten is bij het netwerk van VKMO. Ik ben 35 jaar samen met mijn man Robert.

Ik werd grootgebracht in een rooms-katholiek gezin, we gingen naar de kerk. Dat was er gewoon, zonder discussie maar ook zonder dwang. Mijn ouders zijn mee geseculariseerd in de tijd maar altijd betrokken gebleven bij de kerk. Zo ook mijn zussen en ik. Ondanks allerlei weerstanden die er waren en die er nog zijn. Terugkijkend zie ik dat ik uit de tijd van vlak na het concilie ben. Wij verhuisden toen ik 8 was van Den Haag naar Oosterhout in Brabant. Ik was me aan het voorbereiden op mijn Eerste Heilige Communie. In Den Haag leerden we hoe we onze tong moesten uitsteken om daar de hostie op te ontvangen, in Oosterhout leerden we hoe we onze hand moesten uitsteken. Dat is een mooie markering van die overgangstijd. Ik heb nooit gemerkt dat mijn ouders moeite hadden met veranderingen in de kerk. Er werd verteld uit de kinderbijbel, er waren verhalen bijvoorbeeld rond Kerstmis. We leerden vooral dat we een goed mens moesten zijn. De maatschappelijke, ethische kant van het geloof vind ik nog steeds een belangrijke. Je moet proberen de wereld beter achter te laten dan je hem hebt aangetroffen. Dat is een mede door geloof gedreven streven in mijn leven.

Eunice: Was het geloof van jouw ouders ook positief voor jou? Heb je dat als iets positief ervaren, zoals ik?

Frans: Het werd nooit precies zo benoemd of besproken, het was verweven in hoe je met elkaar om gaat, niet pesten, oprecht zijn etc. Een soort geleefde tien geboden!

Eunice:

Ik ben ook in Den Haag geboren, in 1968. Opgegroeid in een protestants reformatorisch gezin met zeven kinderen. Mijn ouders hebben mij het geloof vooral laten ervaren. Als ik naar een paar van mijn broers en zussen luister, dan hebben die wel wat last gehad van de regeltjes, het twee keer naar de kerk gaan op zondag en dingen die niet mochten of wel moesten. Maar voor wij was dat anders, ik heb juist het positieve ervaren.  De liefdevolle God, de liefde voor de kerk, het zijn met God, zat er bij mij al jong helemaal in. Ook mijn naam Eunice, moeder van Timotheüs, waarvoor mijn ouders heel bewust gekozen hebben, resoneert ergens door mij heen.

Mijn moeder kan nog steeds zo mooi tegen me zeggen dat het belangrijkst in het leven is “dat het goed zit tussen jou en je Schepper”. Zij was voor de reformatische gezindte behoorlijk open minded: nam ons ook gerust mee naar het Leger des Heils, of naar bijeenkomsten van andere kerken. Ze liet ons in alles echt zien hoe je goed moest leven, dat voedt me nog steeds. Mijn man en ik zijn lid van een PKN-gemeente met een open karakter die ook graag oecumenisch samenwerkt.

Ik ben bezig met de premaster van de Master theologie. Ik ga ook al regelmatig voor in kerkdiensten van de PKN. Afgelopen zondag nog; daar heb ik verteld over het lied dat we zongen toen mijn overgrootmoeder overleed. Een oude berijming van psalmen: Psalm 68 vers 2: Maar ’t vrome volk, in U verheugd, zal huppelen van zielenvreugd. Dat woord ‘zielenvreugd’ gebruiken we niet meer, eigenlijk jammer want ik vind het zó’n mooi woord! Het klinkt ouderwets, maar ik herken het. Het is iets wat niet uit te leggen is, hoog boven ons uitstijgt maar tegelijk heel voelbaar is. 

Ik heb jarenlang in Den Haag en Scheveningen gewoond maar ben 9 jaar geleden verhuisd naar Barneveld. 

De waarden die bij het Katholiek Sociaal Denken horen zijn solidariteit, menselijke waardigheid, subsidiariteit en bonum commune. Welke van de vier waarden van het Katholiek Sociaal Denken springt er voor jou uit?

Eunice: Van de katholieke kerk vind ik de eeuwenoude en rijke traditie, met het mystieke daarbij zo prachtig. Ook heb ik veel waardering voor de kunstzinnige kant daarvan. Ik speel zelf viool en altviool, muziek is ook een taal van de ziel wat mij betreft. Zoals een mis van Haydn die uitgevoerd wordt in een oude kathedraal. Daar word ik zo blij van, daar voel je dat daar jarenlang mensen dezelfde liturgie gevierd hebben, de verbondenheid in de vaste rituelen, liturgie en muziek.  Dat hebben wij in de protestantse kerk een beetje verloren, we zijn daarmee jammer genoeg ook veel schoonheid en rijkdom kwijtgeraakt.

Van de waarden van het katholiek sociaal denken vind ik menselijke waardigheid een belangrijke.  Dat is een waarde die in mijn werk tegenkom natuurlijk, maar ook daarvoor al. De gedachten die tegenwoordig vaak leidend zijn gaan over maakbaarheid en zelfbeschikking, de grote overschatting van onze autonomie.  Het is eigenlijk een miskenning van de kwetsbaarheid en de afhankelijkheidsrelatie die er ook is.  Dat viel mij ineens weer op toen ik een kleindochter kreeg. In de zorg en politiek speelde toen het onderwerp ‘de waardigheid van het leven’ een grote rol: het zelfbeschikkingsrecht, voltooid leven etc.  Toen ik naar mijn pasgeboren kleindochter keek zag ik dezelfde kwetsbaarheid als van een oudere die diep in de dementie is verzonken. Maar hoe anders kijken we daarnaar! We maken een eenzijdig verhaal over de waardigheid van het leven, afhankelijk van onze eigen perceptie die altijd gericht is op ontwikkeling. We zijn dol op groei en potentie en we kunnen niet omgaan met verdriet, pijn en verlies. De waardigheid zit voor mij in het leven op zich, hoe kwetsbaar, moeilijk of beperkt ook.  Daar voel ik een passie. 

Frans sluit zich daarbij aan:

In mijn werk komt ik minder dementie tegen maar wel veel mensen die aan het eind van hun leven zijn. Daarbij zien we dan ook het lijden van de mensen om een patiënt heen. Soms willen mensen het lijden oplossen en vinden ze het moeilijk om bij een patiënt te blijven, kunnen ze het niet aanzien. Terwijl het lijden van een zieke vaak verzacht kan worden en het lijden soms minder is dan men denkt. Het kan juist goed zijn om het uit te houden met elkaar en niet te versnellen, tijd te nemen voor een afscheid.  Het leven is gekomen, we hebben het ontvangen en het maakt weer de overstap naar de eeuwigheid. Laat het gebeuren.

Voor mij is gerechtigheid belangrijk als waarde. Daarbij passen solidariteit en menselijke waardigheid als waarden van het Katholiek Sociaal Denken.

Het lied van Huub Oosterhuis: ‘Te doen gerechtigheid hebt gij ons aangezegd’ komt spontaan bij mij op. Ik probeer daar natuurlijk wat aan bij te dragen.  De jaren zestig/zeventig was een optimistische tijd: we gaan de wereld verbeteren. De maakbaarheidsgedachte – waar we nu terecht kanttekeningen bij maken – komt ook uit die tijd, denk ik. De sfeer was in elk geval niet ‘Stil maar, wacht maar, alles wordt nieuw’. Nee, je kunt er zélf wat aan doen.

Het Exodus verhaal raakt mij. ‘Coming out’ en Exodus rijmen wat mij betreft op elkaar. Als je ontdekt wie je bent en ontdekt dat dat goed is en dat je daarvoor uit mag komen, dat is een soort uittocht uit de angst. Ik heb nooit gedacht dat homoseksualiteit niet zou deugen maar ik was altijd beducht voor uitsluiting. Dat was een proces waar ik langzaam uitgekomen ben. En nu kan ik daar wat betekenen voor anderen die in de knel zitten. Ook daarom ben ik binnen het WKHP actief geworden. Binnen en buiten de kerk is op dit terrein nog veel werk aan de winkel.

Wat was een bijzonder moment in je werk?

Eunice: 

Ik werk sinds 1 augustus 2023 bij Reliëf.  Jan Rotmans was als keynote speaker op ons Jaarcongres dit voorjaar: ‘Van rendement naar rendemens!’ Hij deelde zijn visie op de noodzakelijke transitie in de zorg. De radicaliteit van zijn ideeën raken mij. Hij maakte bij het congres de meeste indruk op het moment dat hij een relatie legde met het geloof.  Hij merkte op dat we met het laten verdwijnen van het geloof en de kerk in de samenleving wij belangrijke waarden zijn kwijtgeraakt: spiritualiteit, zingeving, geborgenheid in sociale relaties. Hij riep op om het weer te hebben over de mensen, de menselijke maat moet terug in de zorg. Binnen Reliëf gaan we met een aantal zorgaanbieders nu een Gideonsbende te vormen om dat voor elkaar te krijgen. 

Frans:

Ik heb mijn man leren kennen in het WKHP. Dat is natuurlijk bijzonder en dat zegt ook iets over het werkverband. Het is een vrijplaats voor pastores om zichzelf te kunnen zijn. En binnen de kerk is dat iets zeldzaams, want mensen die het betreft – en zeker priesters – worden helemaal niet gestimuleerd om over hun homoseksualiteit te praten.  Binnen de kerk zijn nog veel taboes. Die kunnen we met het werkverband aankaarten, terwijl we als groep ook proberen er te zijn voor elkaar.  Ik ben trots op dit verband, we bestaan al een hele tijd en een groot deel van het werkverband is op leeftijd. Maar gelukkig is er ook een vitale kern en lukt het ons om mooie ontmoetingen met elkaar te organiseren, die de laatste jaren ook steeds vaker publiek zijn.

Wat doe je graag in je vrije tijd?

Eunice: Muziek! Met Pasen heb ik in een oude kerk op Ameland weer de Johannes-Passion van Johann Sebastian Bach uit mogen voeren. Dat vind ik zo mooi en heerlijk, daar kan ik mezelf in vinden en verliezen.

Frans: Ik reis graag en maak daar mooie beelden van die ik verwerk in een fotoboek. Verder heb ik veel vrienden en geniet ik graag van goed gezelschap, mooie ontmoetingen, wandelingen met elkaar.

Tenslotte de vraag ‘Waarom is het belangrijk dat jouw organisatie bestaat?‘ is, hoewel niet expliciet gesteld, wel al beantwoord. Voor Eunice geldt dat Reliëf steeds opnieuw probeert bezieling en de menselijke maat terug in de zorg te krijgen. Frans zal met het Werkverband voor Katholieke Homo-Pastores blijven kloppen aan de deuren om mensen uit de kast te helpen en ook binnen de katholieke kerk te streven naar ‘lege kasten’.